Mandoer
m. (-s), (Ind.) ploegbaas, inlandse opzichter of meesterknecht.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (< Mal.) (Ned.-Indië) leider of chef van een groepje mensen. • Bij het slot van dit verhaal waren de glazen ledig, de fakkels bijna uitgegebrand en wij zelven moe. Wij gingen derhalve aan boord van de prauw ter rust, nadat de mandoer nog order had gekregen, om met het aanbreken van den dag naar Karimon-Java onder zeil te gaa...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
mandoer - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) in het voormalige Nederlands-Indië een leider van een werkploeg of [[meesterknecht] op een fabriek, of de opzichter en onderhouder van een publieke plaats, zoals een badinrichting of een park. Een mandoer was altijd een Indonesiër ♢ De mandoer was in dienst va...
J. van Donselaar (1936)
(de, -s), (gebr. op suikeronderneming Mariënburg en enige andere plaatsen waar veel Javanen werken) voorman (voorwerker). - Etym.: Uit het voormalige NOI.
Veerman (1954)
Mal. woord voor voorman, d.w.zie iemand, die zelf meewerkt en daarbij de leiding heeft over een aantal arbeiders.
M. J. Koenen's (1937)
m. mandoers, mandoeren; O.-I. inheems opzichter over werklieden, bedienden; inheems beheerder van een pasanggrahan.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: