Wat is de betekenis van Manachtig?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Manachtig

bn. (-er, -st), 1. naar de man aardende (van een vrouw); 2. van de mannen houdende, manziek.

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Manachtig

adj., maneftich, manljuseftich; -e vrouw, manskeardel, manshelt, manwiif.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

manachtig

('manachtəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. als een man, flink : een -e vrouw. 2. manziek.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Manachtig

MANACHTIG, bn. (-er, -st), op een man gelijkende (van eene vrouw); van de mannen houdende, manziek. MANACHTIGHEID, v.

Gerelateerde zoekopdrachten