Manachtig
bn. (-er, -st), 1. naar de man aardende (van een vrouw); 2. van de mannen houdende, manziek.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), 1. naar de man aardende (van een vrouw); 2. van de mannen houdende, manziek.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('manachtəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. als een man, flink : een -e vrouw. 2. manziek.
J.H. van Dale (1898)
MANACHTIG, bn. (-er, -st), op een man gelijkende (van eene vrouw); van de mannen houdende, manziek. MANACHTIGHEID, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: