maft
maft - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van maffen ♢ Jij maft 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van maffen ♢ Hij maft 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van maffen ♢ maft!
Wiktionary (2019)
maft - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van maffen ♢ Jij maft 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van maffen ♢ Hij maft 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van maffen ♢ maft!
Riemer Reinsma (1975)
(Belg.) 1. Gek, dwaas. Wat voor een stoot heeft die maft weer uitgehaald! 2. Hetzelfde als maf. Het boek (van Pjeroo Roobjéé) wordt een smartlap in proza in schier administratieve taal, de escapade van een mafte notarisklerk. BOND 16.11.1973
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: