Wat is de betekenis van Macho?

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

macho

(1961) (< Sp.) (zelfst. naamw.) viriele man die zich stoer en/of agressief gedraagt; hanig type. In de Latijns-Amerikaanse landen waarderend gebruikt, maar in onze contreien, met name onder post-feministen, vooral een scheldwoord geworden. Machismo noemt men het gedrag van een macho: een sterk gevoel van mannelijke trots; overdreven mannelijkhei...

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

macho

macho - Zelfstandignaamwoord 1. man die zich hanig, stoer tegenover vrouwen gedraagt macho - Bijvoeglijk naamwoord 1. hanig Antoniemen mietje, doetje, watje Verwante begrippen gorilla, testosteron

2025-07-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

macho

macho - zelfstandig naamwoord uitspraak: mat-sjo 1. overdreven stoere man ♢deze macho doet alsof hij nooit een fout maakt Zelfstandig naamwoord: mat-sjo de macho de macho's ...

2025-07-27
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Macho

(Spaans) man die zich overdreven stoer gedraagt; hanig type; vrouwenversierder of stoere homo. In de Latijns-Amerikaanse landen waarderend gebruikt (voor een man die veel waarde hecht aan zijn mannelijke eigenschappen en die dan ook graag toont), maar in onze contreien, met name onder post-feministen, vooral een scheldwoord geworden voor iemand die...

2025-07-27
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Macho

Macho - (Sp.), als zelfstandig naamwoord: man die zich stoer gedraagt; hanig type. In de Latijns-Amerikaanse landen waarderend gebruikt, maar in onze contreien, met name onder post-feministen, vooral een scheldwoord geworden. Machismo noemt men het gedrag van een macho. Macho. Op de Nederlandse Antillen en in Zuid-Amerika is de aanduiding ‘macho’...

2025-07-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Macho

[Sp.] I zn man die zich overdreven mannelijk, stoer en heerszuchtig gedraagt; II bn een dergelijk gedrag vertonend, machoch of machochel (Z.N.) vette dikke vrouw (vgl. ook pieremachochel).

2025-07-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Macho

stoere man; hanig

2025-07-27
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Macho

m. mannetje, mannelijk dier; muil(ezel), muildier; haak (tgr. oog); domoor, dwaas.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

macho

macho zn. 'man die zich nadrukkelijk mannelijk voordoet', bn. 'nadrukkelijk mannelijk' categorie: leenwoord Nnl. macho (zn.) 'hanige, stoere man', (bn.) 'hanig, nadrukkelijk mannelijk' [beide 1974; Koenen]. Ontleend aan Amerikaans-Engels macho 'man die zich nadrukkelijk mannelijk voordoet' [1928; OED], ontleend aan Sp...