Wat is de betekenis van Luzula?

2025-07-26
Verklarend Woordenboek Plantennamen

Dr. C. A. Backer (1936)

Luzula

Lúzula A. P. DC. [A. P. de Candolle], - van Ital. lúcciola, volksnaam eeniger Luzŭla-soorten. Lúcciola beteekent eigenlijk glimworm (Lampўris noctilūca L. [C. Linnaeus]); de naam zou op het gesl. Luzŭla zijn overgedragen, omdat de behaarde bloeiwijzen daarvan in de ochtenduren vaak glinsterende dauwdroppels dragen.

2025-07-26
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Luzula

veldbies. Plantengesl. der Juncaceae, met ca 40 soorten, gekenmerkt door de vlakke, aan de randen lang bewimperde bladeren. Inheems zijn een viertal soorten waarvan alleen L.campestris D.C., veldbies, een graslandplant is. Zij is een bekend bestanddeel van een zode op zure en arme gronden. Men onderscheidt enkele ondersoorten, die ieder voor zich a...

2025-07-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Luzula

→ Veldbies.

2025-07-26
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Luzula

Luzula, - Veldbies, plantengeslacht der Juncaceeën met 38 soorten, waarvan in Nederland er 4 voorkomen. Het zijn kleine planten met grasachtige bladeren en met een pluim of aar van kleine bloemen aan het eind van den stengel. L. campestris is de meest algemeene en komt zeer veel tusschen het gras langs wegen, enz. voor. Zie plaat Zaden, fig. 14.

2025-07-26
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Luzula

D C., veldbies, plantengeslacht van de familie der Juncaceeën, met een 25-tal soorten, voor het meerendeel inheemsch in de noordelijke gematigde zone, eenige ook in de hooggebergten der tropen; het zijn overblijvende grasachtige planten met een bebladerden stengel zonder knoopen, en een eindelingsche aar. In Nederland groeien: de behaarde veld...

2025-07-26
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Luzula

Luzula, zie Bies.