Wat is de betekenis van luppen?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

luppen

(1987) (Barg. en mar.) belazeren. Zie ook: lupkut*. • Ernst ziet zijn benedenbuurman voorbij komen, begeleid door twee agenten. Hij hoort hem angstig vragen: 'Jullie gaan me toch niet luppen?' (Hans Moll: De hoeken van de ring. 1987) • Luppen. Maten te grazen nemen, maten naaien. (Fré Harmsen: Van baroe tot branie. Termen en zegsw...

Gerelateerde zoekopdrachten