Lullig
bn. bw., flauw, onnozel of mal: doev niet zo lullig ; om zo’n lullige reden kun je niet wegblijyen.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw., flauw, onnozel of mal: doev niet zo lullig ; om zo’n lullige reden kun je niet wegblijyen.
Marc De Coster (2020-2025)
1) (1904) (inf.) onnozel; flauw; vervelend; jammer; rot. • D'r zuster had 'r niet over wille prate, wat kwam-ie d'r verder mee, of-ie d'r al een lullige buurt van maakte. (Henri Hartog: Sjofelen. 1904) • „Zo'n lullig stukkie tabak in een pampiertje.” (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928) • Toen ben 'k...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
lullig - Bijvoeglijk naamwoord 1. vervelend Woordherkomst Afgeleid van lul met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
lullig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: lul-lig 1. waar je door gestoord of belemmerd wordt ♢ (plat) wat lullig, dat je gezakt bent! 2. niet belangrijk ♢ hij kreeg een flinke straf voor die lu...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw., (plat) flauw, onnozel of mal: doe niet zo lullig; om zo’n lullige reden kun je niet wegblijven; (ook) karakterloos, geneigd moeilijkheden te ontlopen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: