luisteren of het gras groeit
(19e eeuw) (euf. Of sch.) niets doen; luieren. • (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862) • (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899) • Ga maar buiten kijken of het gras groeit. (Daphne Deckers: Pedagoochelen: opvoedstress van vier tot zes....