Wat is de betekenis van luiheid?

v., de eigenschap van lui te zijn; het lui zijn, ledigheid: door zijn luiheid komt hij bij de jemgens ten achter ; — (spr.) luiheid is des duivels oorlcussen, wieniet werkt komt licht tot allerlei kwaad.

luiheid - Zelfstandignaamwoord 1. het ontbreken van de wil iets te doen ♢ Als hij niks doet aan zijn luiheid wordt het nooit wat met hem. Woordherkomst afgeleid van lui met het achtervoegsel -heid Antoniemen werklust

‘Werken maakt het leven aangenaam’ - maar luiheid sterkt het lichaam. Hier geeft het onbewuste een teken, dat we iets rustiger aan moeten doen om onze krachten niet te snel te verspillen. Luiheid wijst soms ook op oververmoeidheid in de waaktoestand.

s., loaijens, loaijichheit.

v.; het lui zijn, ledigheid; de eigenschap van lui te zijn, traagheid, vadsigheid: luiheid is des duivels oorkussen; ook: luiigheid, v.

Luiheid is een der voornaamste kindergebreken, dat bij zijn eerste opkomst al radicaal bestreden moet worden. Maar al wat l. schijnt, is dat nog niet. Lichaamszwakte, bloedarmoede, gebrek aan voldoende rust e.d. kunnen uiterlijk dezelfde verschijnselen demonstreeren. Overlading van het leerplan, domheid, niet mee kunnen met de klas wekken evenzeer...

(luiheit) v. het lui zijn, vadsigheid, traagheid: is des duivels oorkussen. → arbeid.

v., de eigenschap van lui te zijn; het lui zijn; (spr.) luiheid is des duivels oorkussen, wie niet werkt komt gemakkelijk tot allerlei kwaad.

Luiheid v. het lui zijn traagheid, vadsigheid door zijne luiheid komt hij bij de jongens ten achter; — (spr.) luiheid is des duivels oorkussen, wie niet werkt, komt licht tot allerlei kwaad.