Wat is de betekenis van luchtpijp?

v., (ontl.) kanaal met kraakbenige, elastische en vlezige wanden, waardoor de longen gemeenschap hebben met de buitenlucht.

luchtpijp - Zelfstandignaamwoord 1. (anatomie) de luchtweg tussen het strottenhoofd tot aan de opsplitsing in de hoofdbronchi 2. een pijpje waardoor ademgehaald kan worden Woordherkomst samenstelling van lucht en pijp Synoniemen trachea

Buis van kraakbeenringen die van je keel naar je longen loopt. De luchtpijp ligt voor de slokdarm, bestaat uit bindweefsel en wordt verstevigd door hoefijzervormige kraakbeenringen. Die houden de luchtpijp open en voorkomen het dichtklappen van de luchtpijp. Het slijmvlies van de luchtwegen is bedekt met vele trilharen, net als in de neusholte. Kli...

verbinding van het strottehoofd met de onderste luchtwegen. De luchtpijp is stevig opgebouwd uit hoefijzervormige kraakbeenstukjes. Ontstekingen van het slijmvlies ten gevolge van verkoudheid of inademen van stofjes noemt men luchtpijpcatarre.

Komt behalve bij vissen voor bij alle gewervelde dieren. Wordt open gehouden door kraakbeenringen, die bij de mens U-vormig zijn. Is bekleed met trilhaarepitheel (stof tegenhouden). Splitst zich in linker en rechter bronchus (luchtpijptak). Deze zijn ook door kraakbeen verstevigd. De fijnere vertakkingen, bronchioli, liggen in de longen en zijn nie...

trachea, de open verbinding van strottenhoofd met bronchi; de wand hiervan is aan de achterzijde (slokdarm-zijde) van open kraakbeenringen voorzien.

is de grote aan- en afvoerbuis van lucht naar en uit de longen (z. Ademhalingsorganen).

s., longpiip, strôt(e).

elastische buis vóór de slokdarm, bestaande uit kraakbeenringen, met elkaar verbonden door elastisch weefsel. Luchtpijpsnede is een operatie, die uitgevoerd wordt indien de toevoer van lucht onvoldoende is, bijv. door diphtherie.