loerdraaier
(1930) (inf.) bedrieger; raddraaier. • Een loerdraaier is een bedrieger, een raddraaier. Iemand die er op uit is om anderen op gemeene wijze beet te nemen, een kool te stoven. (Am Ur·Quell, lIl, 169.) 101 (Jozef Cornelissen: Nederlandsche volkshumor op stad en dorp, land en volk. 1930)