Wat is de betekenis van Lijftocht?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lijftocht

m., (veroud.) 1. leeftocht, levensmiddelen; 2. levensonderhoud, b.v. bestaande in vruchtgebruik.

2025-07-28
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Lijftocht

In sommige streken bedingen boeren die hun bezittingen aan anderen overdragen, soms dat de nieuwe eigenaar hen voor de rest van hun leven zal verzorgen, d.w.z. voorzien van woongelegenheid, voedsel, kleding, enz.

2025-07-28
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Lijftocht

oude term voor vruchtgebruik; ook wel voor proviand (leeftocht).

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lijftocht

m. (min of meer vero. 1 levensmiddelen; proviand; voedsel, spijs, drank;2 levensonderhoud): 1. de belegeraars trokken af met achterlating van hun lijftocht; 2. goederen in lijftocht, vruchtgebruik; de lijftocht der koningin-weduwe, weduwgift; lijftochten kopen, lijfrente.

2025-07-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Lijftocht

Vruchtgebruik gedurende het leven van den gerechtigde (lijftochter). Oude rechtsbronnen (bijv. uit het Overkwartier) vermelden L, toekomend aan den langstlevenden echtgenoot (onroerend goed).

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lijftocht

m. (-en) [lijf I + tocht, onderhoud] 1. Algm. levensonderhoud. 2. Inz. a. vruchtgebruik: goederen in -. b. W. g. weduwgeld. c. lijfrente: -en kopen.

2025-07-28
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Lijftocht

’t Eerste lid bet. oudtijds leven-. „Si waren tsamen al haar lijf'; en nog in ’t Wilhelmuslied: „Lijf ende goed te samen.” (Later bet. lijf-, ’t levende lichaam.) Het tweede lid tocht is afgeleid van tiegen = trekken, doen gaan. Lijftocht bet. dus: datgene, wat het leven in stand houdt (thans leeftocht); en...

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lijftocht

m., vorm van levensonderhoud die veelal bij testamentaire beschikking wordt verleend (lijfrente, vruchtgebruik e.d.).

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lijftocht

Lijftocht m. levensmiddelen: vruchtgebruik; lijftocht eener weduwe, weduwgift; lijftocht eens vorsten. jaargelden, verzorging der jongere prinsen van een regeerend huis door geld, of door de inkomsten, het vruchtgebruik, van daartoe aangewezen landen.