Wat is de betekenis van lijder?

m. (-s).

lijder - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die aan iets lijdt Woordherkomst afgeleid van lijden met het achtervoegsel -er Verwante begrippen lijderes, -paat, -pathie

lijder - zelfstandig naamwoord uitspraak: lij-der 1. iemand die aan iets lijdt ♢ mijn neef is een astmalijder Zelfstandig naamwoord: lij-der de lijder de lijders

s., lijer, lider.

m. lijders (1 iem., die lijdt, in verschillende opvattingen: geestelijk of lichamelijk; inz. 2 iem., die ziek of gewond is, patiënt, zieke): 1. ik arme tobber, arme lijder; een minimum- lijder; 2. men geeft den lijder kinine.

m. (-s) 1. Algm. hij die lijdt. 2. Inz. zieke, patiënt.

m. (-s), 1. iemand die lijdt; 2. zieke, patiënt.

Lijder m. (-s), LIJDERES, v. (-sen), die lijdt; zieke, patiënt.

Lijder, m. (-s), *-ES, v. (-sen), die lijdt; zieke, patient. *...DIG, bn. en bijw. noodlottig, onheil veroorzakende. *...DING, v. het lijden.