Wat is de betekenis van lifetime?

2025-07-25
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

lifetime

(zelfstandig naamwoord) [alg.] zie: lifetime, in my ~

2025-07-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

lifetime

zn., (uitspr. E: laif'taim): gezegd met betr. tot een zeer degelijk artikel, bijv. een broek, een auto e.d. Dat ding? Een lifetime meneer!- Etym.: E, bet. ‘zoveel tijd als een leven duurt’; ‘lasts a lifetime’ = gaat een heel leven mee.

2025-07-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

lifetime

levenstijd, levensduur; mensenleeftijd; in my lifetime, bij mijn leven.