Wat is de betekenis van levend?

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

levend

levend - Bijvoeglijk naamwoord 1. waarin de processen die een organisme laten functioneren nog werken 2. (muziek) niet afkomstig van een geluidsdrager, maar direct door een aanwezige muzikant of zanger voortgebracht 3. (figuurlijk) nog functionerend levend - Werkwoord 1. onvoltooid deelwoord vanleven

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

levend

levend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: le-vend 1. wie of wat in leven is ♢ bloemen, planten, dieren en mensen zijn levend 2. wat nog in gebruik is ♢ in dit land wordt recht gesproken volgens...

2025-07-25
Signalement van nieuwe woorden

Riemer Reinsma (1975)

levend

Hetzelfde als het meer gebruikelijke live Het (is) zeker niet zo, dat ik de radiofonische muziek voortaan zie als een gelijkwaardige aan de levende muziek. VN 22 sept. 1956, 13

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Levend

adj., libben; in -en lijve, libbensliif.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

levend

I. bn. (eig. in leven zijnde, tegenst. van dood): Jeanne d’Arc werd levend verbrand, 30 Mei 1431; levende have, vee; de levende natuur, al de mensen, dieren en planten; levende talen, nog door volken gesproken; levende strijdkrachten, de soldaten; levende beelden, z. tableau-vivant; levend water, bronwater; zegsw. geen levende ziel, mens noch...

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

levend

('le:vənt) bn. en bw. 1. in leven zijnde : -e bloemen, beelden; iemand begraven, delven, verbranden; -e strijdkrachten, weermiddelen; geen -e ziel, geen wezen; daar zijn ze begraven, daar horen of zien ze niets. → beeld, have, lijf, natuur, taal, water. 2. krachtig, levendig: een open, mannengezicht.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

levend

bn. en bw., 1. in leven zijnd: de levende wezens; de levende natuur; levende bloemen, in tegenst. tot kunstbloemen; hij was meer dood dan levend; ik vond er geen levende ziel, geen wezen, niemand; als bep. van gesteldheid: ketters werden levend verbrand; daar ben je begraven, daar hoor of zie je niets; levende beelden, groepering van levende person...

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Levend

LEVEND, bn. het leven genietend, in leven zijnde: de levende wezen; — levende bloemen, in tegenst. met kunstbloemen; — (fig.) ik vond er geen levende ziel, niemand; ketters werden levend verbrand; — levende beelden, groepeeringen van levende personen als beelden, tableaux vivants; — in levenden lijve stond hij voor mij, s...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)