lepas
1 los, vrij, ontslagen van, zonder, gevrijwaard, vrijgesteld; vrijstaand, gescheiden; open; 2 ontvlucht, ontsnapt, verdwenen, ontkomen; 3 voorbij, gepasseerd, ophouden, voldaan (wraak), (iets) te boven (gekomen); 4 na, na afloop van, bij iedere .., telkens bij, (na) ..; los van, afgezien van; (seorang) lepas (seorang) (één) voor (één); lepas demam,...