lemmer (lemmet)
o. (-s), 1. de dunne stalen, aan een of aan beide zijden snijdende smalle plaat die het lichaam van een mes uitmaakt, het deel waarmee men snijdt: het hecht en het van een mes; kling van een zwaard: iemand het bieden, hem tot een tweegevecht uitdagen; 2. het van de molenas, driekantige ijzeren lat die op de as ligt, om het slijten tegen te gaan.