ledebraken, leebraken
ledebraakte, h. (1), i. (2) gele(d)ebraakt (1 iem. de ledematen breken; 2 zijn leden breken): 1. iem. ledebraken; 2. hij valt, hij ledebraakt.
M. J. Koenen's (1937)
ledebraakte, h. (1), i. (2) gele(d)ebraakt (1 iem. de ledematen breken; 2 zijn leden breken): 1. iem. ledebraken; 2. hij valt, hij ledebraakt.
J.H. van Dale (1898)
Ledebraken, Leebraken (ledebraakte, heeft geledebraakt), zijne leden breken hij stort, hij valt, hij ledebraakt en stuiptrekt in den dood; (fig.) teisteren.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: