Wat is de betekenis van lazeren?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lazeren

(lazerde, heeft gelazerd), (plat) 1. werpen, smijten: hij lazerde alles door de ruiten; 2. vallen: hij lazerde van de trap; 3. zeuren, zaniken: lig toch niet te lazeren.

2025-07-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

lazeren

Het begrip lazeren heeft 2 verschillende betekenissen: 1) vallen. plotseling en met veel kracht ten val komen of neerstorten; plotseling en met geweld vallen. 2) gooien. krachtig en tamelijk onbeheerst werpen; gooien, smijten.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

lazeren

1) (19e eeuw) (inf.) gooien, smijten. Reeds bij A. Opprel (Het dialect van Oud-Beierland. 1896). Syn.: besjoeren*; bonjouren*; donderen*; donderstenen*; donderstralen*; flatsen*; flikkeren*; flikkerstralen*; jensen (jenzen)*; jetsen*; jonassen*; kankeren*; ketsen*; keutelen*; kicken*; kieperen*; knikkeren*; kukelen*; kwakken*; lazerstralen*; miete...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lazeren

lazeren - Werkwoord 1. ergatief, (informeel) vallen Hij maakte een misstap en lazerde van het perron. 2. (informeel) gooien, smijten Synoniemen [1] donderen, duvelen, flikkeren, sodemieteren

2025-07-24
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

lazeren

De oorspronkelijke eedformule God moge mij lazeren als ik de waarheid niet spreek is in het hedendaags Nederlands bekend als verwensing om woede, verwondering e.d. uit te drukken. De oorspronkelijke betekenis van lazeren is ‘iemand met melaatsheid treffen’. Stoett (1943: nr. 197) vermeldt ook nog god zal hem lazeren!...

2025-07-24
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Lazeren

evenals bliksemen, donderen, mieteren enz., een ruwe uitdrukking voor gooien en vallen, en ook zaniken, zeuren ; iets tegen den grond lazeren; leg niet te lazeren. Daarvan o.a. belazeren (voor den gek houden), belazerd (voor den gek gehouden, en ook gek), oplazer (= oplawaai, slag, stomp), lazerbol, lazerhond. Alles in niet altijd even logisch verb...

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lazeren

(lazerde, heeft en is gelazerd), I. (overg.), (plat) 1. gooien, smijten: hij lazerde alles door de ruiten; II. (onverg.), 1. vallen: hij lazerde van de trap; 2. zeuren, zaniken: lig toch niet zo te lazeren.

2025-07-24
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

lazeren

lazeren geleed woord Zie: lazer

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lazeren

Lazeren (lazerde, heeft gelazerd), (plat) werpen, smijten hij lazerde alles door de ruiten; iem. de deur uit lazeren; — vallen: hij lazerde van de trap; — zeuren, zaniken lig toch niet te lazeren.