lazerbol, lazerhond, lazersteen, lazerstraal
(19e eeuw) (scheldw.) beroerde, akelige vent. Refereert aan Lazarus die aan lepra leed. Het woord 'lazer' komt in allerlei uitdrukkingen voor met een negatieve connotatie: 'op zijn lazer geven'; 'oplazeren' enz. • An me kont, lazerstraal, zeg ik : mot jij kindere stele! (Herman Heijermans: De jonge Gids. Volume 2. 1899) • Begint me die l...