Wat is de betekenis van Lauwheid?

v., 1. het lauw-zijn, half warme toestand; 2. (fig.) gemis aan vuur of ijver, onverschilligheid: de nederlaag bij de stembus is aan de lauwheid onzer eigen kiezers te wijten.

lauwheid - Zelfstandignaamwoord 1. het lauw zijn Woordherkomst afgeleid van lauw met het achtervoegsel -heid Verwante begrippen ondeugd, onverschilligheid

s., lijens.

In het geestelijk leven een toestand van verslapping en verflauwing na een eerste tijdperk van ijver en liefde. De idealen begeesteren niet meer, de wil verslapt, de kracht tot offers ontbreekt. De oorzaak is ofwel groeiende gehechtheid aan een of meer zonden ofwel de verwaarloozing van de geestelijke oefeningen van lezing, overweging, gewetensonde...

('louwheit) v. 1. Eig. het → lauw zijn. 2. Metf. koelheid, onverschilligheid.

v., 1. het lauw zijn, halfwarme toestand; (fig.) gemis aan vuur of ijver, onverschilligheid: de nederlaag bij de stembus is aan de lauwheid van onze eigen kiezers te wijten.

de onverschilligheid met betrekking tot de deugd; men is tevreden zoo men slechts de doodzonden vermijdt, zonder zich om geestelijken vooruitgang te bekommeren; zij voert zeer gemakkelijk en geleidelijk tot doodelijke zonden. Zie: Laks.

Lauwheid v. eigenschap van iets, dat lauw is; (fig.) onverschilligheid, koelheid: de nederlaag bij de stembus is aan de lauwheid onzer eigen kiezers te wijten.

...