Larven van Kriebelmuggen
Uiteinde van het achterlijf knotsvormig verdikt. vastgehecht aan waterplanten of stenen. Kop met waaiers van borstelharen. Wit- of bruinachtig. Tot 1,5 cm. Poppen vastgehecht, in hoornachtige omhulsels. Bruin. Uitsluitend in stromend water; hoofdzakelijk in beken