Lapzak
m. (-ken), 1. zak voor het opbergen van kleine gereedschappen, inz. bij de brandspuit. 2. (gew.) bedelaar. 3. (gew.) dronkenlap; iem. met een gemeen karakter.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-ken), 1. zak voor het opbergen van kleine gereedschappen, inz. bij de brandspuit. 2. (gew.) bedelaar. 3. (gew.) dronkenlap; iem. met een gemeen karakter.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (Groningen, scheldw.) lammeling. • Hij stond verbluft, had niet genoeg gedronken om door te zetten, de deur in te trappen. Ook voelde hij, dat ze niet geheel ongelijk had en bedacht ook tegenover twee te staan. ‘Die lapzak’ meende hij, beteekent wel niks, maar zij telt dubbel. (Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 4....
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
m. lapzakken (een zak, waarin allerlei kleine gereedschappen worden meegenomen): de brandspuiten mei toebehoren als: slangen, brandemmers, lapzak enz.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: