Wat is de betekenis van lafhartig?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lafhartig

bn. bw. (-er, -st), 1. laf van aard, vreesachtig (in bep. ongunst, zin); daarvan blijk gevend ; op een wijze die van een laffe aard getuigt; 2. (Zuidn.) flauw, sullig.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lafhartig

lafhartig - Bijvoeglijk naamwoord 1. slap en laf De lafhartige man verraadde zijn vrouw en kinderen omdat hij bang was anders zelf straf te krijgen. Woordherkomst afleiding van laf en hart met het achtervoegsel -ig Synoniemen bang, bevreesd, angstig, schijterig

2025-07-25
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

lafhartig

zie hartig

2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

lafhartig

bang, sonder moed.

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Lafhartig

adj. & adv., lef, labbekakkich; — persoon, labbekak.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lafhartig

bn., bw. (ongunstig: flauwhartig, blode): een lafhartige vent, zich lafhartig gedragen.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lafhartig

(laf'hartәch) bn. en bw. (-er, -st) laf (4).

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lafhartig

bn. en bw. (-er, -st), bang, vreeshartig, daarvan blijk gevend; op een wijze die van een laffe aard getuigt.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lafhartig

bn. bw. (-er, -st), LAFHARTIGLIJK, bw. blood, zonder moed, vreesachtig. LAFHARTIGHEID, v.