Wat is de betekenis van lacheding?

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

lacheding

(eind 19e eeuw) (Vlaanderen) gekheid. Oorspr. vnl. meervoudsvorm. Meestal ontkennend: ‘geen lacheding’: een ernstige zaak. • Maar dat was zotternije, lachedingen, kan ik met mijn kranke beenen naar stad en die koe drijven? (Stijn Streuvels: De kalfkoe. In: Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 4. 1900) • Hij was heure kame...

2025-07-23
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

lacheding

lachertje Ik zag zwarte sneeuw en het was veeleer puffen dan genieten van een leuk lentezonnetje. Het parcours was geen lacheding en oogde lastiger dan vorig jaar. (dagblad) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 2 Vlaamsheid: 4

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lacheding

o. lachedingen (Z.-N. gekheid).

2025-07-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-23
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)