Wat is de betekenis van kwartjesvinder?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kwartjesvinder

(eind 19e eeuw) (Barg.) oplichter; iemand die vals speelt bij het kaarten. Zie ook: bonneteur*. • kwartjesvinder, valsche speler. (Wilhelm Braune, Hermann Paul, Eduard Sievers: Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur, Volume 19. 1894) • Hij verhaalt hoe in het wilde Westen twee kwartjesvinders met groote moeite e...

2025-07-28
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

kwartjesvinder

(Bargoens) bedrieger, valsspeler (bij het kaarten). Gewoonlijk behooren deze luie, gewetenlooze mannen, waarbij er zijn, die drie slavinnen tegelijk hebben, tot de ‘kwartjesvinders’, een zachte term voor ‘valsche spelers’. (Justus van Maurik, Toen ik nog jong was, 1901) Tot de aanwezige menschen richtte een der agenten de w...

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kwartjesvinder

m. kwartjesvinders (oplichter, flessentrekker, bedrieger; valse speler).

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kwartjesvinder

('kwartjəs) m. (-s) bedrieger die voorgeeft geld gevonden te hebben, en iemand tracht mee te lokken naar een herberg om hem daar geld af te zetten. Syn. lokvogel.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kwartjesvinder

KWARTJESVINDER, m. (-s), bedrieger, valsche speler, die voorgevende geld te hebben gevonden. iem. mee tracht te troonen in eene herberg en hem daar door spel geld afzet; — (fig.) kwartjesvinders op letterkundig gebied.

Gerelateerde zoekopdrachten