Wat is de betekenis van Kwansel?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kwansel

I.m. (-s), 1. (w. g.) het kwanselen; 2.iem. die gaarne kwanselt; (gew.) die koopziek is. II.(Zuidn.) flauwe, slechte kost (drank, pap e.d.).

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kwansel

(17e eeuw) (inf.) slappe koffie; afgietsel van het aftreksel van het eerste kopje; slechte drank. Dateert uit de tijd toen koffie nog erg duur was en arme mensen aftreksels gebruikten. Ook: jurkenfluit* en schuddekul*. • Arme lieden zetten des morgens een half lood koffie en dit noemden zij „jurkenfluit”, goten op het afgetrokken v...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kwansel

kwansel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwanselen ♢ Ik kwansel 2. gebiedende wijs van kwanselen kwansel! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwanselen kwansel je?...

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kwansel

gekwansel, ruilhandel drywe, met bygedagte van knoeiery; op prys van iets afslag verkry.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kwansel

('kwansəl) m. knoeierige ruiling.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kwansel

KWANSEL, m. ruiling; iem. die koopziek is; (gew.) mengelmoes; — eene kleine hoeveelheid van iets; — slechte kost; gemeen volkje.