Krullen
(krulde, heeft gekruld), I. (overg.) 1. krullen maken in, in krullen leggen: zijn staart krullen; (dicht.) een welig luchtje krult de vaan; — een lach krulde zijn lippen, deed die plooien ; — in ’t bijz. van het hoofdhaar : er kunstmatig, met een heet ijzer, krullen in aanbrengen ; 2. zich krullen, zi...