Wat is de betekenis van kruidenier?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kruidenier

m. (-s), 1. eig. verkoper van specerijen ; thans: kleinhandelaar in koloniale en grutterswaren enz.; 2. (fig.) iem. met bekrompen denkbeelden, kleingeestig, krenterig denkend man, KRUIDENIER'STER, v. (-s).

2025-07-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kruidenier

uitbater van kruidenierszaak. iemand die voor zijn beroep een winkel uitbaat waar kruidenierswaren zoals suiker, koffie, rijst, zeep, tandpasta, sigaretten, kruiden en specerijen, worden verkocht; uitbater van een kruidenierswinkel. Voorbeelden: Mijn grootouders – deftige kruideniers met navenante mentaliteit – verzetten...

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

kruidenier

(17e eeuw) (scheldw.) prutser, slecht vakman. Vermeld door Endt (Bargoens Wdb. 1974). In deze betekenis nog zelden aangetroffen. Tegenwoordig wordt het woord vooral gebruikt als schimpnaam voor een kleingeestige, bekrompen burger. Het Vaderland van 21/01/1940 heeft het over ‘de Hollandsche kruideniersmentaliteit’ (bekrompen mentaliteit)...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kruidenier

kruidenier - Zelfstandignaamwoord 1. winkelier in levensmiddelen 2. winkel met levensmiddelen 3. krenterig persoon Woordherkomst afgeleid van kruid met het achtervoegsel -ier met het invoegsel -e- Verwante begrippen grutter, kruidenierswinkel

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kruidenier

kruidenier - zelfstandig naamwoord uitspraak: krui-de-nier 1. iemand die voor z'n beroep levensmiddelen verkoopt ♢ we haalden de boodschappen vroeger bij de kruidenier Zelfstandig naamwoord: krui-de-nier de kruidenie...

2025-07-24
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

kruidenier

(Bargoens) prutser, slecht vakman. Vermeld door Endt (1974). In deze betekenis nog zelden aangetroffen. Tegenwoordig wordt het woord vooral gebruikt als schimpnaam voor een kleingeestige, bekrompen burger. ‘Het Vaderland’ van 21/01/1940 heeft het over de Hollandsche kruideniersmentaliteit (bekrompen mentaliteit). Kruidenierspolitiek (k...

2025-07-24
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Kruidenier

Jan; geb. Charlois (gem. Rotterdam) 15 augustus 1874, overl. Apeldoorn 13 september 1948. Woonde en werkte in Rotterdam tot 1883, Vlissingen tot 1892, Den Haag 1893, Rotterdam 1893, Vlissingen tot 1910, Apeldoorn van 1910 af. Leerling van de Kunstnijverheidsschool en van de Rijksakademie te Amsterdam. Kunstschilder.Scheen 1969.

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kruidenier

winkelier wat huiseetware verkoop.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kruidenier

s., winkelman.