kroosjes
kroosjes - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord kroos
Wiktionary (2019)
kroosjes - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord kroos
Marc de Coster (1998)
om - gaan eufemistische uitdr. voor ‘sterven’. Deze uitdr. komt al voor bij Harrebomée. Een kroos is een soort pruim. Tegenw. verouderd. ontslapen / verscheiden / er tussenuit geknepen / de weg van alle vlees gegaan / de bocht om / naar Bommel / naar pierenland / naar kapitein Jas / om kroosjes. (Harry Mulisch: De verteller, 1970)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Winkler Prins (1949)
(Prunus insititia), boom of heester uit de Pruimenfam.*. Vrucht bijna rond, blauwzwart, zoet. Gekweekt en verwilderd. Met deze soort ook verwant de Mirabellen* en de Reine Claude*.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: