Krokken
(krokte, heeft gekrokt), (Zuidn.) 1. kreuken, plooien; — knakken, breken; 2. ombuigen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(krokte, heeft gekrokt), (Zuidn.) 1. kreuken, plooien; — knakken, breken; 2. ombuigen.
J. van Donselaar (1936)
(krokte, heeft gekrokt (?)), (veroud. scholierentaai) zeuren. Zie Schoonhoven 1939: 154. - Etym.: Veroud. AN k. kreuken; kraken. S krokoe = leuteren kakelen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: