Wat is de betekenis van Krok?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Krok

I.o., (gew.) hooizaad, fijne afval van hooi. II. v., (gew.) fijne korrelige sneeuw met hagel gemengd. III. v. (-ken), (Zuidn.) kreukel, plooi; kronkel. IV. v., gew. ben. voor de vogelwikke (Vicia cracca), voor de nachtwikke (F. angustifolia) en voor de ringelwikke (F. hirsuta), ook kleine krok geheten.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

krok

v. krokken; naam voor verschillende vlinderbloemige planten; Lat. vicia: kleine krok, nachtwikke; grote krok, vierzaadwikke.

2025-07-24
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Krok

Volgens Boheemsche sagen de eerste Tsjechische vorst, wiens jongste dochter Libusa trouwde met den boer Premysl, den stichter van het Tsjechische vorstengeslacht der Premyslieden.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

krok

I. m. en v. (-ken) afkorting van krokodil. II. v. (-ken) Plantk. wikke.

2025-07-24
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Krok

Krok, v. (-ken), soort wilde erwt, wilde wikken.

2025-07-24
Prisma Fries Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)