Kroeg
v. (-en), 1. herberg of café van gering allooi, wijnhuis, tapperij ; — naar de kroeg lopen, vaak in café’s zitten drinken; 2. (gemeenz., inz. in studentent.) sociëteit: kom, amice! ’t is tijd voor de kroeg!
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), 1. herberg of café van gering allooi, wijnhuis, tapperij ; — naar de kroeg lopen, vaak in café’s zitten drinken; 2. (gemeenz., inz. in studentent.) sociëteit: kom, amice! ’t is tijd voor de kroeg!
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (stud.) sociëteit. Zie ook: kroegbeer*; kroegtijger*. • Het is hier alles behalve fideel, herneemt hij weder binnen komende; laat ons hem poetsen en het liever op de Kroeg wat gaan afleggen, als je 't goed vindt; daar is toch niemand zoo vroeg, dan kunnen wij in pace wat leuteren bij de warme kachel. (Johannes Kneppelhout: Stud...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
kroeg - Zelfstandignaamwoord 1. publieke drinkgelegenheid ♢ Hij komt graag wat drinken in de kroeg.
Marc De Coster (2017)
Kroeg - sociëteit. Ook wel soos genoemd. Kroegbeer rekening op de sociëteit. Zie ook beer. Kroegjool luidruchtig feest op de sociëteit.
Muiswerk Educatief (2017)
kroeg - zelfstandig naamwoord 1. waar je heen gaat om iets te drinken ♢ ga je mee naar de kroeg voor een borrel? Zelfstandig naamwoord: kroeg de kroeg de kroegen het kroegje...
drs. L.A. Beeloo (1981)
klein café in de binnenstad of in een havenkwartier. Soms hebben dergelijke zaken een kwade naam, omdat ze een toevluchtsoord zijn voor onderwereldfiguren.
M. J. Koenen's (1937)
I. m. -en; (Z.-N.) aarden Keulse pot. II. v. -en; 1. ong. kleine herberg: veel in de kroeg zitten; 2. stud. sociëteit, koffiehuis: kom je van avond op de kroeg?
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: