Krikkemik
v. (-ken), 1. driepotige lage bok, werktuig voor het ophijsen van zware balken enz.; 2. (gew.) prul; — (mv.) moeilijkheden; — (zeew.) lastig vaarwater ; — eilandjes en klippen in een vaarwater.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-ken), 1. driepotige lage bok, werktuig voor het ophijsen van zware balken enz.; 2. (gew.) prul; — (mv.) moeilijkheden; — (zeew.) lastig vaarwater ; — eilandjes en klippen in een vaarwater.
Marc De Coster (2020-2025)
1) (1924) (zeem.) lastig vaarwater. • Wij meerden aan een oever met veel grint en zochten, over slootjes springende onzen weg in die krikkemik naar een stelletje hooge boomen. (Ons zeewesen. 1924) • Langzaam stoomden wij op, want eene ontmoeting in deze betrekkelijk nauwe vaargeul tusschen Wight en de Engelsche kust, met een tegenligger,...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc De Coster (2017)
Krikkemik - lastig vaarwater; doolhof van straatjes en stegen. Misschien een afleiding van kreken en geulen, die ook zon doolhof kunnen vormen.
Jozef Verschueren (1930)
('krïkkə) (-ken) [krik I] 1. v. Eig. driepotige lage bok als hijswerktuig. 2. Metf. m. en v. Veroud. lichamelijk of geestelijk gebrekkige persoon.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m. (-ken), 1. driepotige lage bok, werktuig voor het ophijsen van zware balken enz.; 2. (mv.) moeilijkheden; (zeevaart) lastig vaarwater.
J.H. van Dale (1898)
Krikkemik v. (-ken), driepootige lage bok, werktuig tot het ophijschen van zware balken enz.
Jacob van Lennep (1865)
z.n.m. - Werktuig van drie palen, die op den grond gezet worden, onder wijd van elkander doch boven in een punt toeloopende, waar men bloks in hangt om zware balken op te winden en te heffen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: