krepser
(1935) (Zaans scheldw.) erg gierig persoon. Krepsen: afdingen; zuinig te werk gaan. • Die ouwe krepser was nog vuil genoeg om te zegge, dat me moeder aanleiding gaf en een slet most worde, als er geen oog op haar gehoue wier. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935) • (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984) • goh.wat ee...