Wat is de betekenis van Kouter?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kouter

I.m. (-s), 1. die gezellig praat, babbelt; 2. (Zuidn.) babbeltje. KOUTSTER, v. (-s). II. m. (-s), (Zuidn.) bouwland, akker. III.o. (-s), 1. ploegijzer, ploegmes: het verticale mes dat vóór de ploegschaar staat; 2. (oneig., litt. t.) ploegschaar en vand.: ploeg.

2025-07-23
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

kouter

(de, -s) akkergrond, bouwland In vroegere tijden had de kouter tussen Ouwegem en Huise, net zoals ieder groot landbouwgebied toen, het uitzicht van een lappendeken. - HN, 18-11-2002.

2025-07-23
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Kouter

[Lat. culter = mes, snoeimes, ploegschaar, van colere = verzorgen, bewerken] ploegijzer; (Z.N.) ook: akker.

2025-07-23
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Kouter

babbelaar; ploegijzer

2025-07-23
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

kouter

1. Prater (in ’t alg.); ook: babbeltje, praatje. 2. Bouwland, akker, veelal een vrij uitgestrekte akkergrond; oorspr. ben. voor de oudste, eerst ontgonnen grond in een bep. streek. (Zie ook BO: ‘soort van akkerland dat gemeenlijk hoog ligt, eenigszins bruingeel is van kleur, vruchtbaar enz.’). De uitgestrekte kouters beho...

2025-07-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kouter

ysterblad of rolmes voor ploegskaar; baie stomp mes.

2025-07-23
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Kouter

is een onderdeel van de ploeg. Het dient om de opstaande kant van de nieuwe voor los te snijden. Men onderscheidt mes-k. en schijf-k. Een mes-k. is een vast mes; een schijf-k. heeft een draaiende schijf met een scherpe snijrand.

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kouter

s.n., ploegemês (it), lyts ploechizer (it).

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kouter

I. m. -s; gezellig prater. II. o. -s; ploegmes: ’t kouter (snijdt) door de klont van zijn erfelijke grond. III. m. -s; (Z.-N.) veld, akker.