Wat is de betekenis van Koek(en)bakken?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Koek(en)bakken

o., 1. beroep, vak van de koek(en)bakker; 2. het bakken van koeken: moeder is aan het koekenbakken.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Koek(en)bakken

o. beroep, vak van den koek(en)bakker; — het bakken van koeken: moeder is aan het koekenbakken.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Koek(en)bakken

o. beroep, vak van den koek(en)bakker; — het bakken van koeken: moeder is aan het koekenbakken.