knoerten
1) (1958) (inf.) hard rijden. • 'Nog een tijdje misschien, dan koop ik ook een motor. Maar je moeder is er tegen.' 'Dat's nou juist zo fijn, dat knoerten op zo'n kreng,' zei Lize. (Max Dendermonde: De deur op een kier. 1958) 2) (1984) (< Westfries, inf.) hard trappen; voetballen. • Knoerte, w.w. 1. Hard, onbesuisd tr...