Knauw
m. (-en), 1. harde beet: de hond heeft hem een lelijke knauw gegeven ; 2. (fig.) beschadiging, knak : met de regen heeft mijn hoed een hele knauw gehad; zijn gezondheid heeft een lelijke knauw gehad, veel geleden ; dat gaf hem een knauw, deed hem veel schade (aan gezondheid of fortuin).