Wat is de betekenis van knarren?

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

knarren

1) (1913) (Den Haag) knikkeren. • Knarren, pompen, jeunen: knikkeren. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913) 2) (1977) (inf.) copuleren, neuken. Eigenlijk: een krakend of schurend geluid maken. Hier mogelijk betekenisuitbreiding van 1). Het woord werd in dez...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

knarren

knarren - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord knar

2025-07-25
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Knarren

Petrus Renier Hubertus; geb. Roermond 12 maart 1826, overl. Schaerbeek (bij Brussel) 30 januari 1869. Leerling van F. Willems. Genre- en landschapschilder, werkzaam te Brussel.ROERMOND -Gemeentemuseum: een landschap (sepiatekening). Cat. Roermond; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek VIII; Scheen 1946 en 1969.

2025-07-25
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

knarren

knarren - neuken (Hengstenbal), knie. In de verb. de knieën van elkaar doen, als teken van bereidheid tot de coïtus. 'Jij idioot', brulde Paul. 'Jij zult nooit weten wat het betekent je knieën van elkaar te doen en tegen een man te zeggen "Stop 'em d'r in, of ik ga kapot!’", L. 9 [1967]. en in...

2025-07-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Knarren

kraken, knarsen; eine knarrende Stimme, een kraakstem.

2025-07-25
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Knarren

hol j. krijssel tanden . Stridere.