knarren
1) (1913) (Den Haag) knikkeren. • Knarren, pompen, jeunen: knikkeren. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913) 2) (1977) (inf.) copuleren, neuken. Eigenlijk: een krakend of schurend geluid maken. Hier mogelijk betekenisuitbreiding van 1). Het woord werd in dez...