knaller
(1964) (inf.) (vooral jeugd) succesnummer; iets buitengewoons. • Financieel voor hem een knaller, voor mij een losse flodder. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964) • Twee volle weken garantsie op kromtrekken. Wijst van: hier moet u wezen! Een ‘knaller’ van een ‘buitenbakker’! (Kees van Kooten, Wim de Bie: Het groot be...