Wat is de betekenis van knakker?

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

knakker

1) (1945) (inf.) (rare) kerel, vent. Volgens Van Dale na 1950 opgekomen en mogelijk gezegd van iemand bij wie men de knokken hoort knakken. Heestermans denkt aan knakken (breken). Volgens hem is er mogelijk sprake van associatie met knaap of vooral van ‘onomatopeïsche effectiefvorming’ (zie ook Endt, 1974). Een andere mogelijkheid...

2025-07-25
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Knakker

Knakker - inwoner van een Derde-Wereldland. Oorspronkelijk kanaka inboorling van de Solomonseilanden. ​

2025-07-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

knakker

vreemde snuiter. Volgens Van Dale na 1950 opgekomen en mogelijk gezegd van iemand bij wie men de knokken hoort knakken. Heestermans denkt aan knakken (breken). Volgens hem is er mogelijk sprake van associatie met knaap of vooral van ‘onomatopeïsche effectiefvorming’ (zie ook Endt, 1974). Een andere mogelijkheid is een afleiding va...

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)