Kluppel
m. (-s, -en), 1. (gew., vooral Zuidn.) knuppel ; — knuppelkoek: 2. (gew.) officiële aanzegging, buurtbriefje.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s, -en), 1. (gew., vooral Zuidn.) knuppel ; — knuppelkoek: 2. (gew.) officiële aanzegging, buurtbriefje.
Walter De Clerck (1981)
Knuppel; ook: lomp, onhandig persoon: een kluppel van een vent. Zij liet hem doorgaan, woog haar kansen, en sprong toe, een kluppel hoog in de vuist. De jongen stortte neer, TEIRLINCK 1952, 1, 176.Afl.: kluppelen (Wdl.), knuppelen; hierbij: afkluppelen (De weinige vruchten die blijven staan en rijp worden, verscholen in ’...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J.H. van Dale (1898)
KLUPPEL, m. (-s, -en), (ge.v.) knuppel, korte, dikke stok; talhout; (wapenk.) boomtronk met knoesten of takken; (gew.) buurtbriefje, zie aldaar.
Anthony Winkler Prins (1870)
Kluppel (Jan Andries), een ijverig Nederlandsch regtsgeleerde, geboren op den 14den Januarij 1786, studeerde te Leiden in de regten en promoveerde aldaar in 1807 op eene dissertatie: „De crimine stellionatus.” Hij vestigde zich als advocaat te ’s Gravenhage, doch werd kort daarna benoemd tot secretaris der stad Enkhuizen en tot grffier van Schepene...
I.M. Calisch (1864)
Kluppel, m. (-s), knuppel, korte -, dikke stok. *-EN, bw. gel. (ik kluppelde, heb gekluppeld), afranselen -, doodslaan met eenen stok of knuppel. *-KOEK, m. (-en), langwerpige smalle koek. *-SPEL, o. (-en), soort stokkenspel. *-VERS, o. (...zen), slecht -, plat vers.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: