Kluifhout
o., (scheepsb.) een verlengstuk van de boegspriet; ook de boegspriet zelf als hij geen verlengstuk heeft.
Van Dale Uitgevers (1950)
o., (scheepsb.) een verlengstuk van de boegspriet; ook de boegspriet zelf als hij geen verlengstuk heeft.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Kluifhout - Of kluiverboom (zie JAAGHOUT), het verlengde van de boegspriet van een zeilschip. Het vindt zijn steunpunten in het schild en in een beugel om de boegspriet.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o., een verlengstuk van de boegspriet; ook de boegspriet zelf als hij geen verlengstuk heeft.
J. Kramer (1908)
verlengstuk van den boegspriet; is over zijn geheele lengte even dik en bevat aan het einde een gleuf, dienende voor het uitvoeren; als het K. uitgevoerd is staat ⅔ zijner lengte voor den boegspriet uit.
Anthony Winkler Prins (1870)
Kluifhout (Het), eene verlenging van de boegspriet, vaart door een gat in het ezelshoofd en is met zijne hieling of achtereinde opgesloten in het hart, gevormd door de kragen van het fokkestag en rust daartegen met een ijzeren slotbout, die dwars door de hieling gaat. Op het vóóreinde van het kluifhout is een ijzeren beugel geschoven, die een oog h...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: