Wat is de betekenis van Klooi?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

klooi

1) (1926) (Tilburg, Nijmegen, stud.) student die nog niet aan zijn studie begonnen is; groentje; nieuw lid van een corps. Vgl. nul*. • De ontgroeningsbepalingen voorzien in gevallen, dat novieten ziek of zwak zijn, en deswege besliste de senaat, grootmoediglijk dat deze smeekbede zou worden verhoord. Dadelijk werd een wieg besteld, groot genoe...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

klooi

klooi - Zelfstandignaamwoord 1. kloot 2. (scheldwoord) stuntel klooi - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klooien ♢ Ik klooi 2. gebiedende wijs van klooien klooi! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige...

2025-07-24
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Klooi

Klooi - in Tilburg de benaming voor een zenuwachtig meuw lid. Van klooien = prutsend bezig zijn?

2025-07-24
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

klooi

iemand die klooit (stuntelt); sul, sufferd. Tevens een verzachting van kloot. Dat je hier samenwoont met die klooi en intussen weet ik wat voor fraais uitvoert! (F.L. Bastet, Lava, 1963) Jij moet de Anderen gebruiken, klooi, dat is ónze theorie nietwaar Joop? (Sal Santen, Brand in Mokum, 1977)

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

klooi

m. (en), prutser, sufferd.