Kletsoor
m. (...oren), (Zuidn.) slag, dun uiteinde van een lange zweep; (bij uitbr.) zweep.
M. J. Koenen's (1937)
v. kletsoren (volkslat. captiatoria: Z.-N. kletsend eindje touw van een zweep; de daarvoor gebruikte touwsoort; zweep inz. van koetsiers; babbel 1).
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
(’klets) v. (...oren) [waarmede men om de oren kletst] 1. lange karremans- of voermanszweep. 2. Bepk. dun uiteinde, slagkoord er van.
J.H. van Dale (1898)
KLETSOOR, m. (-en), slag, dun uiteinde eener lange zweep, vroeger ook ketsoor; (bij uitbr.) zweep*, — (fig.) kletser.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: