Wat is de betekenis van kleinzoon?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleinzoon

m. (-s, ...zonen), zoons- of dochterszoon, mannelijk kleinkind.

2025-07-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kleinzoon

mannelijk kleinkind. zoon van de zoon of dochter van iemand; mannelijk kleinkind. Voorbeelden: Hij herinnerde zich maar al te goed de verhalen over de avonturen van zijn grootvader, onder meer met Evita Perron, waarvan de details nooit de kranten haalden, maar waarbij de kleinzoon terdege de oren had gespitst wanneer opa erover verte...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleinzoon

kleinzoon - Zelfstandignaamwoord 1. (familie) een zoon van iemands kind, een mannelijk kleinkind Woordherkomst uit Frans petit-fils, samenstelling van klein en zoon Verwante begrippen kleinkind, kleindochter, opa, oma, grootouder

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kleinzoon

kleinzoon - zelfstandig naamwoord uitspraak: klein-zoon 1. de zoon van je kind ♢ mijn kleinzoon is acht jaar Zelfstandig naamwoord: klein-zoon de kleinzoon de kleinzoons ...

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kleinzoon

s., pakesizzer, beppesizzer.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kleinzoon

m. -s, -zonen (kindszoon).

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kleinzoon

('klein) m. (...zonen, -s) dochters-, zoonszoon.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kleinzoon

m. (-s, -zonen), zoonsof dochterszoon, mannelijk kleinkind.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kleinzoon

KLEINZOON, m. (-s, ...zonen), zoons-, dochterszoon.