Wat is de betekenis van kleinhandelaar?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleinhandelaar

m. (-s), die kleinhandel drijft.

2025-07-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kleinhandelaar

Het begrip kleinhandelaar heeft 2 verschillende betekenissen: 1) detailhandelaar. iemand die voor zijn beroep waren in kleine hoeveelheden of aantallen direct verkoopt aan particuliere verbruikers; detailhandelaar; ook: het beroep van kleinhandelaar. 2) kleinhandelsbedrijf. bedrijf dat zich toelegt op de kleinhandel; kleinhandelsbedr...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleinhandelaar

kleinhandelaar - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) een handelaar die zijn producten aan consumenten verkoopt. De kleinhandelaar koopt zijn goederen van de groothandelaar. 2. (economie) een bedrijf dat zich richt op de verkoop van producten aan consumenten. Woordherkomst samenstelli...

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

2025-07-25
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Kleinhandelaar

Kleinhandelaar - Uden, A. H. van, Wat moet een winkelier of klein-industrieel doen ter verzekering der belangen van zijn vrouw en (of) kinderen, na zijn overlijden? Bekroond antwoord op een prijsvraag van den Middenstandsbond. Uitgave van den Middenstandsbond.