Kleindochter
v. (-s), zoons- of dochtersdochter.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
vrouwelijk kleinkind. dochter van de zoon of dochter van iemand; vrouwelijk kleinkind. Voorbeelden: Maar het meest dacht ik aan al het moois dat Astrid over vader had verteld en elke avond, voor het inslapen, beloofde ik hem dat ik hem een kleindochter zou schenken. Marianne Fredriksson, Anna, Hanna en Johanna, 2000 Andere po...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
kleindochter - Zelfstandignaamwoord 1. (familie) een dochter van iemands kind, een vrouwelijk kleinkind Woordherkomst uit Frans petit-fille, samenstelling van klein en dochter Verwante begrippen kleinkind, kleinzoon, opa, oma, grootouder
Muiswerk Educatief (2017)
kleindochter - zelfstandig naamwoord uitspraak: klein-doch-ter 1. dochter van je kind ♢ mijn kleindochter is vier jaar Zelfstandig naamwoord: klein-doch-ter de kleindochter de kleindocht...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: