Kleedsel
o. (-s), (Zuidn.) 1. kleding, kledij; 2. kleed, inz. van vrouwen, japon.
Walter De Clerck (1981)
Kleding, kleren (in coll. zin); gij hebt niet genoeg kleedsel voor de winter; - gewest. ook: jurk (van vrouwen). Peer had een half dozijn jongens en nooit bleef er wat geld in zijn zakken. Naar school gingen die jongens nooit. Ze hadden er ook geen fatsoenlijk kleedsel voor, OP DE BEECK 1947, 76. Ons Mona is een dwaas meisje. Die denkt dat...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: